Knus in de bus en andere verschillen

Knus in de bus en andere verschillen

We zijn hier nu bijna 2 maanden. Hoe ziet ons dagelijks leven in Tana eruit? Wat is anders? En wat is hetzelfde? We zetten het even op een rij.

Water – Rano

In ons huis hebben we stromend water uit de kraan. Dat is niet voor iedereen zo. Vele Malagasi halen water uit een tappunt langs de weg. Soms is die kraan van hen (er zit dan een slot op), soms is het een openbaar tappunt. Wij hebben dus water uit de kraan, maar echt betrouwbaar is dat niet. Met name in het regenseizoen ontbreekt de druk nogal eens. In de keuken hebben we dan ook 2 grote emmers met zo’n 15 liter water als reserve. Daar maken we regelmatig gebruik van.

Het water uit de kraan drinken we liever niet. Er kunnen teveel bacteriën, virussen of parasieten in zitten. Ook veel Malagasi gebruiken gefilterd water of kopen water voor omgerekend € 0,42 per anderhalve literfles. Eén van de klusjes van de kinderen is dan ook het waterfilter bijvullen, flessen vullen en koud zetten en de emmers met voorraad bijvullen.

De smaak van het water is niet geweldig. Ook na filteren smaakt het water lichtelijk naar zwembadwater. De kleur is veranderlijk. Soms komt er modderwater uit de kraan, maar meestal is het helder. Aan de fiters uit het waterfilter is duidelijk te zien dat er altijd wel wat rood stof – de grond van Madagascar heeft een terra cotta kleur – in zit.

Eten – Sakafo

Qua eetpatroon hebben wij niet veel veranderd. We eten nog steeds 2 maaltijden gebaseerd op granen (brood / pap) en een warme hap in de avond. Het kost wel iets meer moeite om de ingrediënten te krijgen. Voor broodbakmix moeten we een km of 10 reizen en voor meel zo’n 20 km. We bakken ons brood zelf, want donker brood is moeilijk te krijgen en is erg duur (ongeveer € 1,50 voor een half brood).

Het Malagasi dieet is gebaseerd op rijst. Sommige gezinnen eten het iedere maaltijd: vary (rijst) met loka (wat je bij de rijst eet). Het middagmaal is het meest uitgebreid. De ingrediënten voor een Malagasi maaltijd zijn overal te krijgen. Bijna iedere straat heeft meerdere kraampjes met groenten en fruit en ook kleine buurtwinkeltjes zijn goed vertegenwoordigd. De kosten daar zijn laag: een kilo tomaten of sperciebonen kost een cent of dertig.

Voordat we aan het koken beginnen moeten we de groenten en het fruit goed wassen. Niet zelden wordt de koopwaar op plastic zeilen, een halve meter van een vuilstort of open riool – uitgestald. Ofwel alle verse waar moet goed gespoeld worden met gefilterd water (kost veel water!) of 10 minuten weken in water met een druppel chloor. Dat laatste proef je gelukkig niet of nauwelijks.

De was – Manasa lamba

Wassen gebeurt in de meeste gezinnen op de hand. Wie een beetje geld heeft huurt daarvoor een mpanasa lamba, een wasvrouw, in. Wasmachines zijn wel te koop, maar voor dat geld kun je een wasvrouw 3 jaar lang aan een deeltijdbaan helpen. Gelukkig hebben wij een dame die ons tweemaal per week helpt met de was. Het wassen van onze kleding, handdoeken, luiers en linnen neemt per week meer dan een volle werkdag in beslag. Een nadeel van het wassen op de hand is dat kleding van al dat schrobben een stuk sneller slijt.

De was drogen we buiten aan de lijn. Het is duidelijk te zien dat de zon hier krachtig schijnt: de kleuren vervagen snel. Laatst deed Jurgen een zwart t-shirt aan waarvan we meteen zeiden dat goed te zien was dat hij dat shirt sinds ons vertrek uit Nederland nog niet gedragen had. De was droogt snel in de zon, maar nu het regenseizoen is zijn we vaak net te laat met het binnenhalen en is alles weer kletsnat – extra spoelen zeg maar.

Vervoer – Fiara

We hebben nog geen eigen fiara – voertuig – en daar zijn we blij om. Doordat we gebruik maken van de benenwagen en de bus maken we contact met mensen en leren we weer wat meer van de taal. Mensen verwonderen zich wanneer blanken gebruik maken van de bus of lopen, ze zijn er meer aan gewend dat blanken een eigen auto hebben of een taxi nemen.

In de bus is het knus. Voorin bij de chauffer zijn 2 zitplaatsen. Daarachter zijn 5 rijen met aan weerskanten 2 stoelen. In het gangpad kan een stoeltje naar beneden geklapt worden en zo heb je 28 personen aan capaciteit. Daarbij komt nog de ‘conducteur’ die de achterdeur bedient, roept waar de bus heen gaat en geld int, en dan nog de kinderen die op schoot zitten en de mensen die achterin en op de bumper staan. Tijdens drukke ritten blijken er zomaar 40 mensen mee te kunnen. Heuvel op moet er dan flink gas gegeven worden!

Lopen doen we als we naar de markt een paar kilometer verderop gaan. Voor de frisse neus hoeven we dat niet te doen, want er hangt veel smog in de lucht. Echt veilig is een wandeling langs de weg ook niet, want een stoep is er niet. Sommige Malagasi hebben een fiets, maar daar wagen wij ons niet aan, want ook fietspaden zijn er niet.

Reizen in een gewone auto is ook anders dan in Nederland. Gordels – als ze er al zijn – worden niet of nauwelijks gebruikt en speciale kinderstoeltjes zijn er niet. Het aantal mogelijke passagiers mag je ook hier ruim zien: in een normaal formaat auto passen makkelijk 3 volwassenen en 8 kinderen als je de achterbak gebruikt (een favoriete plek bij onze kinderen!).

De taal: Malagasy

Iets wat duidelijk anders is, is de taal. Malagasi is heel anders dan de Europese talen, afgezien van de vele Franse (bijna) leenwoorden als ‘fromage’, ‘tomobile’ en ‘broussi’. Gelukkig onthouden we steeds meer woorden. De zinsopbouw en grammatica is wel wat raadselachtig voor ons. Het onderwerp komt bijna altijd achteraan en werkwoorden worden alleen vervoegd voor verleden en toekomende tijd, maar niet voor het onderwerp. Er zijn veel voorzetsels van plaats om precies aan te kunnen geven waar iets is. Een favoriete zin van Katja is: ‘Manana zanaka dimy aho’, wat zich letterlijk laat vertalen als ‘Hebben eigen kinderen vijf ik.’

De Malagasi worden er heel erg blij van als we ons beperkte Malagasi laten horen. Ze lijken nog vrolijker te worden als Jurgen laat weten geen Frans te spreken. Zijn favoriete zin is: ‘Tsy mahay teny Frantsay i aho’, wat zich letterlijk laat vertalen als ‘Niet goed zijn in taal Frans ik.’ Ze vinden het fijn wanneer je je best doet om hun taal te gebruiken en erg complimenteus. We doen ons best de mensen vriendelijk te begroeten en daarin is het hier al net als thuis: de mensen worden er blij van en zien je graag.

School – sekoly

De meeste kinderen in Tana gaan gewoon naar school, al komt kinderarbeid hier en daar wel voor. De voorkeur van ouders is dat hun kinderen naar een privéschool gaan. De meerkosten daarvan bedragen ongeveer 7 euro per maand per kind. Daarmee zijn hun kinderen verzekerd van iedere werkdag school van ongeveer half 8 tot 12 en van 2 tot half 5. De openbare scholen staan niet zo goed aangeschreven omdat de leraeren niet altijd komen opdagen en de kwaliteit van de lessen laag ligt. Op woensdagmiddag zijn de kinderen hier ook vrij, maar middelbare scholieren hebben daarentegen ook les op zaterdagmorgen. Na school moet er nog een flinke portie huiswerk gemaakt worden. Kinderen maken dus lange dagen.

Naar aanleiding van het Malagasi ritme (vroeg opstaan, lange middagpauze en vroeg naar bed) heeft Katja de schooltijden van onze kinderen ook wat aangepast. Ze krijgen na de lunch rusttijd op hun bed en daarna les tot 4 uur. Het is tot nog toe een uitdaging om alle werk gedaan te krijgen. Er worden in ons huis vier talen geleerd (Nederlands, Engels, Duits en Malagasi) wat de nodige tijd kost. Ook zijn er veel onderbrekingen: we krijgen spontaan bezoek, gaan naar de markt, Siemen heeft aandacht nodig, etc.

Post – posta

Iets waar we wel erg aan moeten wennen is de post. Van de posterijen maken maar weinig Malagasi gebruik. Brievenbussen om post in te deponeren zijn we nog nergens tegengekomen. Postkantoren zijn ook erg dun gezaaid.

Om post te ontvangen hebben wij een postbus in de binnenstad. Iedere week haalt een teamlid de post op. Als er een pakket is binnengekomen moeten we dat persoonlijk gaan afhalen – een halve dag werk (zie vorige nieuwspagina). Post vanuit Nederland doet er ongeveer een maand over om hier aan te komen. Post naar Nederland zo’n drie à negen weken. Vanaf onze aankomst hebben we (vooral Abbey) al meerdere brieven verstuurd, maar sommige kwamen pas in januari aan.. We zijn erg dankbaar voor onze internetverbinding!